Aanbevelen:
Naar de Knowledge Base

Wi-Fi-apparaat brengt geen Wi-Fi-verbinding met de FRITZ!Box tot stand

Je kunt met een smartphone of een ander draadloos apparaat geen Wi-Fi-verbinding met de met de FRITZ!Box tot stand brengen? ✔ Zo los je het probleem op.

Een Wi-Fi-apparaat brengt geen Wi-Fi-verbinding met de FRITZ!Box tot stand. Het Wi-Fi-apparaat geeft dan mogelijk een van de volgende foutmeldingen weer:

  • "Authenticatiefout"
  • "Geen verbinding met dit netwerk mogelijk"
  • "Verbinding niet geslaagd"

Als het Wi-Fi-apparaat tijdens het zoeken naar Wi-Fi-netwerken de naam van het Wi-Fi-netwerk (SSID) van de FRITZ!Box niet weergeeft, ga dan te werk zoals wordt uitgelegd in de handleiding Wi-Fi-netwerk van de FRITZ!Box wordt niet gevonden.

Voer de hier beschreven stappen achterelkaar uit. Controleer na elke stap of het probleem is opgelost.

Opmerking:De configuratieprocedure en informatie over functies in deze handleiding hebben betrekking op het meest recente FRITZ!OS van de FRITZ!Box.

2 Wi-Fi-instellingen van de FRITZ!Box optimaliseren

Voer deze stappen uit met een ander apparaat dat is verbonden met de FRITZ!Box:

Belangrijk:Als je met geen enkel apparaat toegang kunt krijgen tot de FRITZ!Box, ga dan te werk zoals wordt uitgelegd in de handleiding FRITZ!Box-gebruikersinterface kan niet worden geopend.

MAC-adresfilter uitschakelen

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Beveiliging" ("Veiligheid").
  3. Klik op "Wi-Fi-toegang beperken".
  4. Schakel de optie "Alle nieuwe Wi-Fi-apparaten toelaten" in.
  5. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

WPS-functie inschakelen

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Beveiliging" ("Veiligheid").
  3. Klik op het tabblad "WPS-snelverbinding".
  4. Schakel de optie "Push-button-methode actief" in.
  5. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

Toetsblokkering deactiveren

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Systeem".
  2. Klik in het menu "Systeem" op "Toetsen en leds".
  3. Klik op het tabblad "Toetsblokkering".
  4. Schakel de toetsblokkering uit.
  5. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

Naam van het Wi-Fi-netwerk (SSID) aanpassen

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Wi-Fi-netwerk" ("Draadloos netwerk").
  3. Klik op "Meer instellingen voor het Wi-Fi-netwerk" en schakel de optie "Verschillende namen voor de Wi-Fi-netwerken op 2,4 en 5 GHz" ("Verschillende benaming van de draadloze netwerken op 2,4 en 5 GHz") uit om voor beide Wi-Fi-netwerken dezelfde namen (SSID) te gebruiken. Alleen zo kan de FRITZ!Box je Wi-Fi-apparaten naar de optimale frequentieband sturen ("band steering").
  4. Klik op "Meer informatie over het Wi-Fi-netwerk" en schakel de optie "Naam van het Wi-Fi-netwerk verbergen" uit. Daardoor voorkom je dat sommige Wi-Fi-apparaten geen verbinding met de FRITZ!Box tot stand kunnen brengen en maak je het voor de FRITZ!Box mogelijk je Wi-Fi-apparaten in het Mesh-netwerk optimaal aan te sturen ("Mesh Wi-Fi steering").
  5. Voer in het invoerveld "Naam van het Wi-Fi-netwerk (SSID)" ("Naam van het draadloze WiFi-netwerk") een individuele naam in. Daardoor voorkom je dat je Wi-Fi-apparaten proberen verbinding te maken met de verkeerde Wi-Fi-router die nagenoeg dezelfde naam voor het Wi-Fi-netwerk heeft.
  6. Als je de naam van het Wi-Fi-netwerk van de FRITZ!Box hebt gewijzigd, verwijder dan alle speciale tekens uit de naam van he Wi-Fi-netwerk. Gebruik alleen letters (maar géén ä, ö, ü, ß), cijfers en spaties, omdat sommige Wi-Fi-apparaten niet alle door de FRITZ!Box toegestane speciale tekens ondersteunen.
  7. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan. Als de nieuwe naam van het Wi-Fi-netwerk wordt opgeslagen, worden alle Wi-Fi-verbindingen met de FRITZ!Box verbroken. De Wi-Fi-verbindingen met de FRITZ!Box moeten vervolgens opnieuw worden geconfigureerd.

3 FRITZ!OS en Wi-Fi-software bijwerken

Updates bevatten verbeteringen, herstelde fouten en nieuwe functies. Installeer daarom op alle FRITZ!-apparaten en Wi-Fi-apparaten de meest recente FRITZ!OS- en softwareversie:

Meest recente FRITZ!OS van de FRITZ!Box installeren

  1. Installeer op de FRITZ!Box het meest recente FRITZ!OS.

Meest recente software van het Wi-Fi-apparaat installeren

  1. Installeer de meest recente softwareversie voor het Wi-Fi-apparaat (bijvoorbeeld Android, iOS) of de meest recente driver voor de Wi-Fi-adapter van de computer (bijvoorbeeld van Intel-downloadcenter).

    Opmerking:Informatie over de update krijg je van de fabrikant van het apparaat; raadpleeg bijvoorbeeld de handleiding.

4 Wi-Fi-apparaten met 2,4 GHz-Wi-Fi-netwerk verbinden

Sommige Wi-Fi-stopcontacten, robotstofzuigers en andere Wi-Fi-apparaten die via een app worden verbonden, ondersteunen alleen de 2,4 GHz-frequentieband. Om de Wi-Fi-verbinding te kunnen configureren, moet het mobiele apparaat via de app met het 2,4 GHz-Wi-Fi-netwerk van de FRITZ!Box verbonden zijn. Schakel daarom voor de configuratie het 5 GHz-Wi-Fi-netwerk van de FRITZ!Box uit. Daardoor zorg je ervoor dat de app het juiste Wi-Fi-netwerk doorgeeft aan het apparaat.

5 GHz-Wi-Fi-netwerk uitschakelen

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Wi-Fi-kanaal" ("Draadloos kanaal").
  3. Schakel de optie "Instellingen Wi-Fi-kanalen aanpassen" ("Instellingen draadloze kanalen aanpassen") in.
  4. Schakel het Wi-Fi-netwerk uit voor de 5 GHz-frequentieband.
  5. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

Wi-Fi-verbinding met de FRITZ!Box configureren

  1. Configureer de Wi-Fi-verbinding van het Wi-Fi-apparaat met de FRITZ!Box volgens de instructies van de fabrikant.

5 GHz-Wi-Fi-netwerk inschakelen

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Wi-Fi-kanaal" ("Draadloos kanaal").
  3. Schakel de optie "Instellingen Wi-Fi-kanalen aanpassen" ("Instellingen draadloze kanalen aanpassen") in.
  4. Schakel het Wi-Fi-netwerk in voor de 5 GHz-frequentieband.
  5. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

5 Wi-Fi-beveiligingsinstellingen van de FRITZ!Box aanpassen

Als het apparaat nog steeds geen verbinding met de FRITZ!Box tot stand kan brengen, ondersteunt het apparaat de beveiligingstechnologieën niet die de FRITZ!Box gebruikt. Om het Wi-Fi-apparaat evengoed te verbinden, moet je beveiligingsinstellingen in de FRITZ!Box aanpassen:

WPA3-transition mode (WPA2 + WPA3) uitschakelen

Door de WPA3-transition mode kunnen tegelijkertijd verbindingen met WPA3- en WPA2-versleuteling tot stand worden gebracht met dezelfde netwerknaam en met dezelfde netwerksleutel. Bij verbindingen met WPA2-versleuteling heeft de WPA3-transition mode echter hogere beveiligingseisen dan gebruikelijk is bij WPA2 (CCMP).

Sommige apparaten kunnen geen Wi-Fi-verbinding tot stand brengen als de WPA3-transition mode is ingeschakeld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij iPhones en iPads met iOS ouder dan 12.1.1, oudere Wi-Fi-printers, IP-camera's en Wi-Fi-stopcontacten:

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Beveiliging" ("Veiligheid").
  3. Als bij "WPA-versleuteling" de WPA-modus "WPA2 + WPA3" is geselecteerd, selecteer dan uit de vervolgkeuzelijst de WPA-modus "WPA2 (CCMP)".
  4. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

PMF uitschakelen

PMF (Protected Management Frames) versleutelt de aansturingsinformatie voor het tot stand brengen en het gebruik van Wi-Fi-verbindingen en zorgt zo voor meer veiligheid. Bij WPA3-versleuteling is PMF altijd actief en bij WPA2-versleuteling optioneel.

Sommige Wi-Fi-apparaten, bijvoorbeeld oudere Wi-Fi-printers, kunnen geen Wi-Fi-verbinding tot stand brengen als PMF is ingeschakeld:

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Beveiliging" ("Veiligheid").
  3. Schakel bij "Meer beveiligingsinstellingen" ("Andere veiligheidsinstellingen") de optie "Ondersteuning voor beveiligd aanmelden van Wi-Fi-apparaten (PMF) activeren" ("Ondersteuning voor beveiligde aanmeldingen van WiFi-apparaten (PMF) activeren") uit.
  4. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

WPA-compatibiliteitsmodus (WPA + WPA2) uitschakelen

Door de WPA-compatibiliteitsmodus kunnen tegelijkertijd verbindingen met WPA2- en WPA-versleuteling tot stand worden gebracht met dezelfde netwerknaam en met dezelfde netwerksleutel.

Sommige Wi-Fi-apparaten, bijvoorbeeld IP-camera's van D-Link, kunnen geen Wi-Fi-verbinding tot stand brengen als de WPA-compatibiliteitsmodus is ingeschakeld:

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Beveiliging" ("Veiligheid").
  3. Als bij "WPA-versleuteling" de WPA-modus "WPA + WPA2" is geselecteerd, selecteer je de WPA-modus "WPA2 (CCMP)".
  4. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.

Wi-Fi 802.11b inschakelen

De Wi-Fi-standaard 802.11b is standaard uitgeschakeld in de FRITZ!Box, omdat de Wi-Fi-snelheid in het 2,4 GHz-Wi-Fi-netwerk wordt gereduceerd als 802.11b is ingeschakeld, zelfs als geen enkel Wi-Fi-apparaat deze standaard gebruikt.

Sommige oudere Wi-Fi-apparaten, bijvoorbeeld Fitbit Aria weegschaal (versie 1), ondersteunen echter uitsluitend 802.11b met WPA-versleuteling:

LET OP!De Wi-Fi-standaard 802.11b kan alleen worden ingeschakeld bij de FRITZ!Box (Mesh Master). De Wi-Fi-apparaten in kwestie moeten daarom rechtstreeks met de FRITZ!Box worden verbonden.

  1. Klik in de gebruikersinterface van de FRITZ!Box op "Wi-Fi".
  2. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Wi-Fi-kanaal" ("Draadloos kanaal").
  3. Activeer de optie "Instellingen Wi-Fi-kanalen aanpassen" ("Instellingen draadloze kanalen aanpassen").
  4. Selecteer uit de vervolgkeuzelijst "Wi-Fi-standaard" voor de 2,4 GHz-frequentieband de standaard "Wi-Fi 4 (802.11b+g+n)".
  5. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.
  6. Klik in het menu "Wi-Fi" op "Beveiliging" ("Veiligheid").
  7. Selecteer bij "WPA-versleuteling" de WPA-modus "WPA + WPA2".
  8. Klik op "Toepassen" om de instellingen op te slaan.